Eens met het oneens zijn

Een grote organisatie gaat herstructureren. Aan de nieuw aangestelde managers wordt gevraagd om een plan te maken voor hoe hun afdeling eruit komt te zien en op welke wijze ze gaan samenwerken. Driftig gaan ze individueel aan de slag. Niet verwonderlijk ontstaat al snel niets dan onenigheid. Met elkaar komen ze niet op één lijn, doordat iedere manager zich ingraaft. Eigenwijs blijven ze de eigen kijkwijze verdedigen. Ze worden het eens op heikele punten het met elkaar oneens te blijven. Deze conflicthaarden gooien de managers richting de directie die initieel niet thuis geeft. Zij heeft niet voor niets de opdracht aan de managers gegeven. Er gaan steeds meer stemmen op van de slechtste reorganisatie ooit, omdat het veranderwerk niet voor het management wordt gedaan. Voor het eerst moeten ze er onderling uitkomen. Geharrewar en gekissebis is het gevolg. Op het dieptepunt smeekt zelfs een bestuurslid om de incompetentie van het management niet zo overduidelijk te laten blijken. Na veel strijd en verspilde energie ligt er uiteindelijk een stapeltje onsamenhangende, inconsistente plannen op tafel. Op het startmoment van de nieuwe organisatie komt gelukkig het verlossende woord van de top; ‘De planningsfase is voorbij en nu aan het echte werk.’ De plannen verdwijnen het digitale archief in en de managers halen opgelucht adem. Ze kunnen weer hun eigen gang gaan.